Sinds 2005 moeten energieleveranciers bekend maken uit welke bronnen zij hun energie halen. Dit gebeurt in de vorm van een stroometiket. Op het stroometiket wordt onderscheid gemaakt tussen grijze en groene energie. Tot de grijze energie behoren de fossiele energiebronnen: aardgas, olie, kernenergie en steenkool. Tot de groene energie behoren de duurzame energiebronnen: zonlicht, wind, water en biomassa. Groene stroom krijgt een Garantie van Oorsprong (GvO). Dit is een digitaal certificaat dat precies vastlegt waar en hoe de groene stroom is opgewekt en is dus een bewijs van de duurzame herkomst van de groene energie.
In Nederland wordt echter te weinig groene energie opgewekt om te voldoen aan de vraag. Er is daardoor maar een beperkt aantal groene certificaten. Toch wordt groene stroom steeds vaker aangeboden. Hoe is dit mogelijk? In Nederland wordt grijze energie als groene energie verkocht. Dit is toegestaan omdat er een systeem is ontwikkeld van handel in GvO’s. Handelaren kunnen certificaten door heel Europa vrij aan elkaar verkopen. Het tekort aan groene energie in Nederland kan dus opgevuld worden door GvO’s uit het buitenland te kopen. GvO’s en elektriciteit zijn van elkaar losgekoppeld. Wanneer de groene stroom eenmaal op het elektriciteitsnet zit, dan is deze stroom niet meer traceerbaar. De certificaten zijn echter nog wel traceerbaar. Deze worden verhandeld en gaan een eigen leven leiden. Het kan dus zo zijn dat de certificaten op een totaal andere plek terechtkomen dan de plaats waar de groene energie wordt gebruikt. In Nederland wordt duurzame energie gecertificeerd door het bedrijf CertiQ. Een producent van duurzame energie kan zijn productie door CertiQ laten meten en ontvangt daarvoor GvO’s. De producent kan deze GvO’s vervolgens weer doorverkopen. In principe bepaalt de producent zelf de prijs van de GvO’s; er is nog geen beurs die vraag en aanbod van GVO’s inzichtelijk maakt. De handel vindt direct tussen de marktpartijen plaats.